Oefententamen statistiek

Het soort vragen in onderstaand oefententamen Statistiek krijgen de meeste eerstejaars studenten tijdens het tentamen Statistiek.

a. De gemiddelden van twee variabelen

b. De waarden op de ene variabele afgezet tegen de waarde van een andere variabele

c. De frequentie van de scores

d. Het effect van de predictor op de afhankelijke variabele

Van twee steekproeven hebben we de volgende gegevens:

Steekproef 1: N = 100, sd = 5; Steekproef 2: N = 10000, sd = 500

a. In steekproef 2, want die is veel groter

b. In steekproef 1, want daar is de spreiding kleiner

c. In steekproef 1, want daar is de standaardfout kleiner

d. Dat valt op grond van deze gegevens niet te bepalen

a. Toetsen of gemiddelden afwijken

b. Toetsen of varianties gelijk zijn

c. Toetsen of data normaal verdeeld zijn

d. Toetsen of een factor effect heeft

a. Een vooraf vastgestelde waarde op grond waarvan beslist wordt om de nul-hypothese te
verwerpen.

b. De kans dat toetsresultaten op toeval berusten.

c. Een waarde die aangeeft hoe belangrijk de resultaten zijn.

d. Het niveau waarop gemiddelden van elkaar verschillen.

a. De nul-hypothese is onwaar

b. De alternatieve hypothese is waar

c. De nul-hypothese is waar

d. zowel, a, b als c

a. Er is geen verband tussen intelligentie en tentamencijfer

b. Er is geen lineair verband tussen intelligentie en tentamencijfer

c. Iemand die gemiddeld scoort qua intelligentie scoort ook een gemiddeld tentamencijfer

d. Het verband is significant, want r < .05

a. De correlatie wordt hoger

b. De correlatie blijft gelijk

c. De correlatie wordt lager

d. Dat valt op grond van de gegevens niet te zeggen

a. Cronbach’s alpha

b. Pearson’s chi-square

c. r

d. Kurtosis

a. Pearson’s chi-square

b. Lineaire regressie analyse

c. One-way ANOVA

d. Mann-Whitney

I Het gemiddelde is nul en de standaardafwijking is 1

II. Grofweg 95% van de waarnemingen ligt tussen het gemiddelden en plus/min 2 keer de standaardafwijking

a. Zowel I als II zijn waar

b. Zowel I als II zijn onwaar

c. I is waar, II is onwaar

d. I is onwaar, II is waar

a. 60% van de variantie in tentamencijfer kan verklaard worden de intelligentie

b. 36% van de variantie in tentamencijfer kan verklaard worden de intelligentie

c. Er is sprake van een middelmatig sterk verband tussen intelligentie en tentamencijfer

d. Verschillen in intelligentie veroorzaken verschillen in tentamencijfer

Onze methode in één minuut

Sanne (student) over onze scriptiebegeleiding

SPSS nog net geen chinees voor je?

De weg kwijt in SPSS? Is het kiezen van de juiste toets als het praten in Chinees?? Geen nood, wij helpen je om de controle terug te krijgen!

Nodige bevestiging in je keuzes

Het werken met SPSS betekent veel keuzes en fouten maken. Wij kijken met je mee en bespreken wat je hebt gedaan zodat jij je er weer zeker over voelt

Deadline toch halen (realistische planning)

Een naderende deadline icm SPSS zorgt voor stress. We stellen samen een realistische planning op zodat jij die deadline gaat halen!

Vertel ons wie je bent en we gaan samen met je aan de slag!

Nog één stap en je hebt je gratis kennismaking geregeld 🙂

Waarom Afstudeerbegeleider?

zijn je voorgegaan
0 studenten
Wat zeggen andere studenten over onze begeleiding